On August 17, 2013, I was invited to make a speech on the occasion of the annual commemoration of the Burma and Sumatra (Pakanbaroe/Pekanbaru) Railways in Bronbeek, Arnhem (the Netherlands). The speech was in Dutch. In it, I referred to the often overlooked suffering of the Asian populations in the countries under Japanese occupation – in spite of the propaganda slogan: “Asia for the Asians.” That slogan has a remarkable resemblance to some present-day racist slogans.
My parents were born in the former Dutch colony of the East-Indies. After WW2 (and, for my father, after his forced labor on the Sumatra Railway), they left their native land and moved to the Netherlands as immigrants. I consider it a token of respect for their memory to resist modern-days slogans, especially those referring to immigrants.
‘Azië voor de Aziaten’
‘Azië voor de Aziaten!‘ Met die slogan begon Japan, op 7 dec 1941, de verovering van grote delen van Z-O Azië en de westelijke Pacific. “Azië voor de Aziaten” hield in dat, na die verovering, de Europeanen geïsoleerd moesten worden van de inheemse bevolking en opgesloten in kampen.
Voor duizenden Nederlanders – waaronder velen van gemengd bloed –, en voor duizenden Engelse, Australische en Amerikaanse krijgsgevangenen betekende dat vervolgens: uitbuiting als dwangarbeider. In barre omstandigheden moesten zij aan de slag in mijnen, of bij de aanleg van vliegvelden en van spoorwegen door de jungle. Ruim 60.000, waaronder mijn grootvader en naamgenoot, moesten een spoorweg bouwen van Non Pladuk in Thailand naar Thanbyuzayat in Birma; anderen, zoals mijn vader Frans Banning, werden weggevoerd naar Sumatra, naar de dodenspoorweg tussen Pakanbaroe en Muaro.
En in de slotdagen van de oorlog werden 2500 vooral jongere kampbewoners nog ingezet aan de Tjitjalengka-spoorweg in de Preanger.
Een kwart van de Nederlanders, Engelsen, Australiërs en Amerikanen aan de Birma-spoorweg stierf vóór de oorlog was afgelopen. En van de bijna 5.000 krijgsgevangenen die naar de Pakanbaroe-spoorweg werden afgevoerd, haalde 2/3 het eind van de oorlog niet.
Ook de in kampen opgesloten Europese en Indo-vrouwen kregen het zwaar te verduren: zij worstelden met ziektes, honger en uitputting. En zo’n 2-300 meisjes en jonge vrouwen werden weggesleurd en tot prostitutie gedwongen voor het Japanse leger: de zogenaamde troostmeisjes.
‘Azië voor de Aziaten’ betekende onnoemlijk leed voor diegenen die volgens de Japanse definitie niet tot het aziatische ras behoorden.
Aziaten
En voor de Aziaten zelf? Wat leverde ‘Azië voor de Aziaten’ hen op? De Japanners werden door veel Indonesiërs met groot enthousiasme als bevrijders binnengehaald. En de leden van de jonge Indonesische elite hebben vaak aardig geprofiteerd van de Japanse periode. Zij namen de posties over die de geïnterneerde Nederlanders hadden achtergelaten, in het bedrijfsleven en het bestuur. Vele toplieden in het leger, de politiek en de kunsten van het onafhankelijke Indonesië begonnen hun carrière in de Japanse tijd.
Maar voor het leeuwendeel van de zeventig miljoen inheemse Nederlandse onderdanen in Indië – voor al die boeren en arbeiders – bleek Japan al snel ipv een bevrijder een brute onderdrukker te zijn.
Ook ínlandse meisjes werden gedwongen om zich als troostmeisjes door Japanse militairen te laten verkrachen, soms jarenlang: in totaal zo’n 20.000, waarvan sommigen pas 11 of 12 jaar oud waren.
Bijna de hele mannelijke bevolking van Java is wel voor korte of lange tijd door de Japanners gedwongen tewerkgesteld. Alleen al vanaf Java zijn honderdduizenden inlandse mannen als zg romusha’s vervoerd naar Sumatra, de oostelijke archipel en andere plekken in Zuidoost-Azië, om daar als dwangarbeiders te werken. En ook op de andere eilanden zijn velen tot romusha gemaakt.
De spoorwegen: romusha’s
De Birma- en de Pakanbaroe-spoorweg zijn onder de inheemse bevolking ook berucht geworden. Er werkten niet alleen tienduizenden krijgsgevangenen, maar daarnaast een veelvoud daarvan aan Aziatische burgers. Die hadden deels dezelfde ervaringenen, maar soms ook specifieke andere.
Voor mijn boek en tentoonstelling “Sporen van oorlog. Overlevenden van de Birma- en de Pakanbaroe-spoorweg” sprak ik o.a. met ex-romusha Sidul, uit Gunung Kidul, bij Yogya. Sidul vertelde me over zijn aankomst in Birma:
“We werden van de boot afgestuurd en toen sloeg de paniek toe: waar zijn we nu beland? Dit is Indonesië niet, wat is dit voor een land? Na een week kwam ik erachter dat we in Birma waren. Dat vertelden andere romusha’s. En wij vroegen: maar waar ligt dat Birma dan? Ja, dat wisten zij ook niet.
Ik droom nog vaak over die tijd, vooral over het werk dat we deden: het sjouwen met stenen. En over die reis per schip. De hoge golven. Dat leidt nog wel eens tot nachtmerries en dan lig ik te schreeuwen. Goh, dat ik na meer dan vijftig jaar daar nog over droom!”
Voor de aanleg van de Pakanbaroe-spoorweg hebben de Japanse autoriteiten zo’n 120.000 Javanen naar Sumatra verscheept. Het merendeel bezweek er: na de oorlog werd pakweg één op de vijf nog levend aangetroffen. Een van hen was Samlawi, uit de omgeving van Cirebon op W-Java. Hij was net acht maanden getrouwd toen hij naar de Pakanbaroe-spoorweg werd afgevoerd. Na afloop van de oorlog wilde hij terug naar Java.
“Mijn vrouw was daar, maar hoe kon ik naar haar terug? Ik had helemaal geen cent. Ik heb van alles gedaan maar ik hield nooit iets over van het geld dat ik verdiende. En ik was ook een beetje onzeker. Want msschien dacht mijn vrouw wel dat ik dood was, en was ze al met een ander getrouwd. Ik heb veel liggen piekeren.
En ik heb brieven gestuurd. Ik weet niet of die aangekomen zijn. Maar denk eens na, als een brief niet aankomt, wordt die toch teruggestuurd? En er zijn nooit brieven teruggekomen. Zoveel heb ik er verstuurd, en ze zijn nooit beantwoord. Misschien wilden ze niet reageren.
Ik droom er nog steeds over. Vannacht nog. Over mijn familie, mijn broers en zussen, over de wayang kulit en de wayang golek. Over de Japanse tijd droom ik ook nog wel eens. De Japanners zeiden altijd: ‘mati bagus; kerja kurang, tidak bagus: dood is prima, is niet erg; maar te weinig werken, dat is niet goed.’ Dat komt steeds in mijn dromen terug.”
Samlawi woont in Telukkuantan op Sumatra, in de buurt van de inmiddels ontmantelde spoorweg. Hij is nooit meer terug geweest in zijn dorp op Java.
Gruwelijk – maar vanwege het niet inzetten van Nederlanders veel minder bekend – waren ook de ervaringen van de Javaanse romusha’s aan de Banten-spoorweg in Lebak op West-Java. Die kostte het leven van ruim ¾ van de 120.000 daar te werk gestelden.
Dat op grote schaal ronselen van romusha’s speelde een belangrijke rol bij de ineenstorting van de economie: boeren die in vredestijd het land bewerkten waren weggesleept als dwangarbeider, en dat ging ten koste van de oogst thuis; er ontstonden enorme tekorten aan rijst en andere levensmiddelen en aan kleding: mensen gingen gehuld in jute zakken of in vellen rubber. Er traden hongersnoden op en het aantal doden onder de inlandse bevolking liep op tot in de miljoenen.
De racistische kreet ‘Azië voor de Aziaten’ betekende in de praktijk een catastrofe voor bijna alle bewoners van de door Japan ‘bevrijde’ gebieden in Azië.
Herdenken
Nu zijn wij hier samen om deze gebeurtenissen te herdenken – in de eerste plaats natuurlijk de dwangarbeid aan de Birma-Siam- en de Pakanbaroe-spoorweg. Maar wat is dat: herdenken? Ik zou zeggen: in de eerste plaats stilstaan bij de geschiedenis; ons één moment losscheuren uit onze dagelijkse besognes en onze gedachten laten uitgaan naar de mensen die dit hebben meegemaakt. Naar de duizenden die aan de Dodenspoorwegen zijn weggeteerd of doodgeslagen; naar degenen die onderweg daarheen, aan boord van overvolle en smerige schepen, zijn getorpedeerd en die verdronken. Naar diegenen die het, vaak door stom geluk, hebben overleefd en waarvan er nog maar een paar, de allersterksten der sterksten, hier in ons midden zijn. Laten we stilstaan bij die overlevenden die de rest van hun jaren geplaagd zijn gebleven door nachtmerries; bij diegenen die nooit in staat waren hun verhaal te delen met vrouw en kinderen en die op wezenlijke punten levenslang eenzaam bleven; en bij diegenen die, zoals Samlawi, na de oorlog nooit meer echt thuis kwamen. Laten we een moment stilstaan bij hen allen: bij hen die nu hier in Bronbeek aanwezig zijn, en bij hen die ons zijn ontvallen: bij Indo’s, bij totoks en bij inlanders.
Gedenken
Maar voor mijzelf is herdenken, of gedenken, nog iets anders. Laten we eens kijken naar wat nou ten grondslag lag aan het onrecht dat de spoorwegwerkers, hun familieleden en vrienden en vrijwel alle bewoners van Zuid-Oost Azië is aangedaan. Zij werden het slachtoffer van tendenzen die in de jaren ’20 en ’30 in de Japanse politiek opkwamen: vooral militarisme en ultra-nationalisme. En verder speelde het sinds jaar en dag daar heersende racisme een grote rol.
Als ik nou werkelijk zo verontwaardigd ben over wat mijn ouders en grootouders is aangedaan, moet ik dan niet proberen om in mijn eigen leven en in mijn eigen tijd soortgelijke fenomenen te bestrijden?
Van militarisme kunnen we, in het hedendaagse Nederland, natuurlijk waarlijk niet spreken. Maar hoe zit het met nationalisme en racisme? ‘Azië voor de Aziaten’: doet dat ons niet denken aan een hedendaagse nationalistische slogan in Nederland?
Ik beschouw het als mijn Indische erfenis en mijn eerbetoon om me actief te keren tegen racisme en tegen de racistische propagandakreten zoals wij die de laatste jaren veelvuldig krijgen opgediend. Eén voorbeeld: er wordt gesproken van een ‘tsunami van immigranten’. Flauwekul! Boerenbedrog! Wat toont historisch onderzoek naar de feiten? Dat bijvoorbeeld in de Gouden Eeuw, toen onze voorouders voor het eerst naar de indische archipel togen, het percentage immigranten vaak hoger lag dan nu. En deze immigranten vervulden een belangrijke rol, niet alleen als intellectuelen, kunstenaars of ondernemers: van de zeelieden, soldaten en andere werknemers in dienst van de VOC was bijna de helft immigrant.
Immigranten
Na de oorlog kwamen mijn ouders, net als vele anderen, vanuit Nederlands-Indië naar Holland – als immigranten. Erg welkom hebben ze zich niet gevoeld, getuige de vele klachten over het om de oren geslagen worden met de hongerwinter. Ook tegenwoordig is de sfeer voor nieuwkomers niet gastvrij – en er zijn stromingen in Nederland die pogen die sfeer verder te verbitteren. Voor mij is verzet daartegen vanzelfsprekend.
‘Azië voor de Aziaten’ leidde uiteindelijk tot een ramp voor alle betrokkenen, inclusief de Aziaten zelf. Laten wij gewaarschuwd zijn en ons keren tegen discriminerende kreten. Dat is voor mij oprecht eerbetoon aan onze vaders en grootvaders en al hun collega-dwangarbeiders.
- Jan Banning
May 4th 1954, Almelo
Dutch photographer and artist. Banning was born in the Netherlands from Dutch-East-Indies parents. He studied social and economic history at the Radboud University Nijmegen, and has been working as a photographer since 1981. A central theme of Banning's practice is state power, having produced series about the long-term consequences of war and the world of government bureaucracy.
Leave a reply